Nederlandse btw-heffing bij bouwen in eigen bedrijf in strijd met Europees recht

De Nederlandse btw-heffing voor in het eigen bedrijf vervaardigde zaken van ondernemers die btw-vrijgestelde prestaties verrichten, is volgens Hof Den Haag in strijd met Europees recht. Ondernemers die vrijgestelde prestaties verrichten en bijvoorbeeld zelf een bedrijfspand (laten) bouwen, doen er goed aan om tijdig tegen deze zogenoemde integratieheffing bezwaar te maken. Het is nog even afwachten of het bij het oordeel van Hof Den Haag blijft. Vermoedelijk stelt de staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

 

Achtergrond integratieheffing
Voor de btw zogenaamde “vrijgestelde ondernemers”, zoals eigenaren van vastgoed die hun vastgoed btw-vrijgesteld verhuren, kunnen aan hen in rekening gebrachte btw niet als voorbelasting in aftrek brengen. Teneinde btw te besparen zouden vrijgestelde ondernemers hierdoor in de verleiding kunnen komen binnen hun eigen bedrijf (met eigen personeel) goederen te vervaardigen. Er is geen btw verschuldigd over (de waarde van) het in eigen bedrijf vervaardigde goed, als daarbij geen gebruik wordt gemaakt van externe goederen/diensten waarop wel btw drukt. Op deze wijze kunnen btw-vrijgestelde ondernemers bij de bouw van een bedrijfspand op eigen grond onder andere de btw-heffing over de grond voorkomen. Teneinde hierdoor veroorzaakte concurrentieverstoringen te voorkomen is vanaf de invoering van de Wet omzetbelasting een bepaling opgenomen op grond waarvan het in dergelijke situaties voor bedrijfsdoeleinden beschikken over in eigen bedrijf vervaardigde goederen (fictief) wordt aangemerkt als een aan de btw onderworpen (fictieve) levering (de zogenaamde “integratieheffing”). Bij de oplevering van het bedrijfspand is de ondernemer dan ook btw verschuldigd over de ondergrond die de ondernemer al had.

Uitspraken Hof Den Haag
In twee recente casus die aan het gerechtshof Den Haag werden voorgelegd werd de vraag aan de orde gesteld of de integratieheffing wel aan de orde was. In beide casus betrof het een gemeente die aan een aannemer opdracht had gegeven op door deze gemeente aan sportverenigingen zonder btw verhuurde grasvelden, die behoren tot een sportcomplex, kunstgrasvelden aan te leggen. De inspecteur had terzake van de waarde van de door de gemeente aan de aannemer ter beschikking gestelde grasvelden 19% btw nageheven onder toepassing van de integratieheffing. Het Hof den Haag oordeelde echter tot ieders verrassing op 26 juni 2009, dat de toepassing van de integratieheffing over de waarde van de ter beschikking gestelde grasvelden gebaseerd was op een te ruime toepassing van de EG-richtlijn waarop het systeem van de integratieheffing is gebaseerd. Volgens het Hof Den Haag moet op grond van de tekst en de bedoeling van de EG-richtlijn bij de toepassing van de integratieheffing voor de heffing van omzetbelasting worden volstaan met het niet aftrekbaar achten van de omzetbelasting die ter zake van de interne levering door derden in rekening is gebracht. De door derden in rekening gebrachte omzetbelasting was in beide casus door belanghebbende, de gemeente, niet in aftrek gebracht. De op basis van de interne levering opgelegde naheffingsaanslag werd daardoor geheel vernietigd.

Vooruitblik
Het is bij het schrijven van dit nieuwsbericht nog niet bekend of tegen beide uitspaken cassatie zal worden aangetekend door de staatssecretaris van Financiën. De uitspraken van Hof Den Haag zijn voor de schatkist niet zonder gevolgen. Denk alleen al aan andere btw-vrijgestelde ondernemers zoals ziekenhuizen, bejaardentehuizen, verzekeringsmaatschappijen, woningcorporaties en dergelijke die in dit soort situaties zeer regelmatig met de integratieheffing worden geconfronteerd. Naar verwachting zal de staatssecretaris van Financiën daarom tegen beide uitspraken cassatie aantekenen. Vooralsnog staat de staatssecretaris echter op achterstand. btw-vrijgestelde ondernemers doen er verstandig aan in situaties waarbij grond ter beschikking is gesteld waarop de integratieheffing is toegepast (op eigen aangifte ofwel via een naheffingsaanslag) tijdig bezwaar aan te tekenen.

Bron: Hof Den Haag 26 juni 2009, nrs. BK-08/00332 en BK-08/00334

Geplaatst op: vrijdag 21 augustus 2009 om 08:09 uur
terug